(Jaren geleden gebeurd, toen Amsterdam nog humor had)

In 1972 werkte ik als barkeeper op de Nieuwendijk in Amsterdam. Ik werkte in café “Lesparanza”, tegenover de bioscoop “Royal”. Iedere woensdag kwam altijd de brouwerij langs met paard en wagen om de bier voorraad aan te vullen. De paarden stonden dan buiten in het zonnetje lekker te ontspannen, terwijl de koetsier de biervaten naar binnen bracht en afrekende. Op een keer toen de paarden weer voor het café stonden te ontspannen was één van de paarden wel heel erg ontspannen.

Blijkbaar waren de gedachten van het paard bij een mooie knappe merrie, want op een gegeven moment zakte zijn “5e been” langzaam naar beneden en werd groter en groter. 2 Amsterdamse vrouwen liepen toevallig voorbij en zagen het grote “5e been “ van het paard. Zij bleven bij het paard staan en waren giechelend druk met elkaar aan het praten. Door het raam van het café zag de koetsier dat de dames nogal lol hadden om het paard en wilde daar op een nette manier iets van zeggen.

Hij liep naar de dames toe en zei “dames dat past toch niet voor een dame”.  De twee dames keken elkaar even aan en schoten onmiddellijk in de lach. Zij reageerden meteen en zeiden lachend: “koetsier daar hebben wij het net over!  Zo’n ding past toch nooit bij een dame”? Een beetje beduusd begreep de koetsier dat zijn opmerking enigszins dubbelzinnig was overgekomen. Hoofdschuddend draaide hij zich om en liep terug het café in…………………

Een verhaal van Sjaak Aue