Tijdens de 2e wereldoorlog in de periode 1940 – 1945 was er vrijwel geen werk meer in Nederland. Winkels en bedrijven waren gesloten en veel mannen werden door de Duitsers te werk gesteld of afgevoerd naar de gevreesde strafkampen. Na de bevrijding in 1945 moest Nederland weer worden opgebouwd en de mannen die in staat waren om te werken hadden volop werk. Helaas waren er ook vele mannen die gewoon niet meer in staat waren om te werken. Mannen hadden in kampen gezeten en waren helemaal kapot toen zij werden bevrijd. Velen waren hun hele familie verloren in de oorlog en vaak ook hun huis en hun bezittingen. Na de oorlog waren er dan ook veel mannen die niet meer konden werken, geen huis meer hadden en geen inkomen hadden. Mijn opa, in mijn ogen een stoere grote vent van bijna 2 meter lang, was redelijk goed de oorlog doorgekomen. Ik was nog te klein om alles goed te kunnen begrijpen, dus ik weet niet precies wat mijn opa tijdens de oorlog allemaal heeft gedaan. Ik weet wel dat mijn opa tijdens de oorlog echt alles heeft gedaan om aan eten te komen. Als ik mij goed herinner heeft opa wel eens verteld dat hij duiven en andere vogels ging vangen, of op jacht ging naar ratten en muizen om maar iets te eten te hebben.

In 1946 is mijn opa een verzorgingshuis voor arme mannen begonnen op het Droogbak nummer 5 in Amsterdam. Zoals ik al vertelde was mijn opa een flinke vent van zo’n 2 meter lang. Mijn opa bestuurde het tehuis met strakke hand. Alle mannen die in het tehuis woonden hadden ontzag voor opa. Je moest opa geen kunstje flikken, want dan stond je meteen op straat. Mijn opa was streng maar rechtvaardig. Opa regelde alles in het tehuis en hij zorgde er samen met opoe ook voor dat er voor iedereen eten en drinken was. Opa regelde het eten en opoe kookte het. Mijn opa was bepaald niet kieskeurig en hij at letterlijk alles wat ook maar enigszins eetbaar was. Elke dag was het eten wat de pot schaft en als je dat niet lustte dan had je pech en at je maar niets. Hoe het precies allemaal ging in dat tehuis weet ik natuurlijk niet, want ik was toen nog een kleine dreumes. Wel weet ik dat er ongeveer 20 mannen woonden in het tehuis. Natuurlijk had niet iedereen een eigen kamer, maar er stonden allemaal stapelbedden in een aantal kamers. De slaapkamers waren op de eerste verdieping en de mannen die er woonden hadden niet veel privacy. Iets dat tegenwoordig niet meer zou kunnen. Een douche was er niet, maar er waren een aantal wasbakken waaraan de mannen zich moesten wassen. Nu zouden wij dit heel erg primitief vinden, maar de manen die in het tehuis woonden waren er allemaal erg blij mee. Op de “beletage” was de eetzaal waar iedereen het ontbijt, de lunch en het diner kon nuttigen. Op deze verdieping was ook een ruimte waar men spelletjes kon doen, zoals dammen of kaarten. Opa had voor wat betreft de spelletjes één strenge regel en dat was dat er niet voor geld gespeeld mocht worden in het tehuis. Volgens opa zou dat alleen maar afgunst en ruzie in de hand werken.

Opa was, zoals ik al zei, een liefhebber van alles wat ook maar enigszins eetbaar is. Dat had hij nog overgehouden van de oorlog. Het was ook zeker niet vreemd dat er op de binnenplaats een wasteil stond met dode zwanen voor de consumptie.
Tegenover het “tehuis voor arme mannen” was een kleine speeltuin voor de kinderen uit de buurt. Achter het speeltuintje, aan de andere kant van de weg, was een spoordijk. Daar werd iedere dag een groot aantal spoorwagons gerangeerd. Opa stond daar vaak naar te kijken vanuit de deuropening van het tehuis, terwijl opoe binnen voor het eten zorgde. Naast het huis zat garage “van Mourik” en de eigenaar van de garage had een hele bijzondere auto. Het was een echte “Delahaye”. Het automerk Delahaye was een Frans automerk en het bedrijf maakte vooral sportieve en dure personenwagens. Opa vond de auto van de buurman echt prachtig, Vaak maakte hij een praatje met de buurman en natuurlijk ging dat vaak over auto’s.
Op een dag vertelde de buurman dat hij twee mooie poesen had en hij vroeg aan opa of hij misschien ook een poes wilde hebben. Nou dat wilde opa heel graag en de buurman kwam even later terug met een poes. Opa nam de poes van de buurman over en bedankte de buurman vriendelijk. Opa bracht de poes naar opoe en ging in het huis een paar klusjes doen die al een paar dagen op hem wachtte.

Een paar dagen later stond opa weer met de buurman te praten, toen de buurman aan opa vroeg hoe het met de poes ging. Opa vertelde toen dat opoe de poes heerlijk had klaar gemaakt en dat de poes uitstekend had gesmaakt. De buurman liep helemaal rood aan en begon opa uit te schelden voor dierenbeul en moordenaar en meer van dat soort dingen. Witheet van woede liep de buurman stampvoetend en scheldend weg. Opa schrok vreselijk van de reactie van de buurman en besefte toen dat hij een hele grote domme fout had gemaakt en dat het niet de bedoeling was om de poes op te eten. Toen de buurman vroeg of opa een poes wilde hebben dacht opa meteen dat de poes voor consumptie was, omdat hij door de oorlog niet beter wist dan dat je alles moet eten wat ook maar eetbaar is. Vandaar ook de dode zwanen in de wasteil op de binnenplaats die bedoeld waren voor consumptie. Opa vond het vreselijk en schaamde zich diep voor wat er was gebeurd. Hij kocht voor de buurman een flinke doos sigaren en hij heeft aan de buurman wel tien keer zijn excuses aangeboden. Natuurlijk vond de buurman het nog steeds niet leuk wat er was gebeurd, maar de buurman kon het wel een heel klein beetje begrijpen en aanvaarde tenslotte de excuses van opa. Opa beloofde plechtig aan de buurman dat hij voortaan alleen nog maar vlees zou eten dat uit de winkel komt. Of hij zijn belofte heeft gehouden? Ik weet het echt niet. Ik was toen nog maar een kleine dreumes…………………………

Ingestuurd door:
Sjaak Aue